Op kerstavond werd ik gebeld door een wanhopige vrouw. “Dokter, ik wordt er gek van! Allemaal bandjes met verwijzingen naar de dienstdoende tandarts. Maar de dienstdoende tandarts doet alles, maar geen dienst! Als dit achter de rug is, ga ik een klacht indienen. U moet weten…… “Eh, mevrouw”, een geeuw onderdrukkend, “op dit moment spreekt u niet met een bandje. Kunt u mij zeggen wat u van mij verlangt?”. Het was even stil. Daarna leek ik wel een andere vrouw aan de lijn te hebben. “Oh, dokter, wat fijn dat u de telefoon nog opneemt. Neem me niet kwalijk voor het late tijdstip en dat juist op Kerstavond. Zit u nog aan tafel?” . “Wat is er aan de hand, mevrouw?” zei ik, terwijl mijn glas met een ‘Gort’-wijn werd bijgevuld. “Nou, dokter, ik weet niet meer waar ik het zoeken moet, maar mijn man sterft van de kiespijn! Hij moet geholpen worden!”.
Even overwoog ik om nog wat door te vragen. Het was ver na twaalven en ik had flink getafeld. “Mevrouw, uw man kan onmiddellijk komen. Laten we maar zeggen dat een vreemdeling juist op Kerstavond de deur moeilijk geweigerd kan worden”. “Dokter, u bent een engel! We stappen nu in de auto!”. In no time ging de praktijkbel. Gauw de lichten aangedaan. Voor de verwarming was het te laat. Het echtpaar trad binnen. Zij voerde het woord. Hij was bleekjes en stil. “Gaat u maar even in de wachtkamer zitten”. Ik merkte dat ik plotseling behoefte kreeg aan stilte en om de patiënt in kwestie zonder interrupties ‘aan de tand te kunnen voelen’. De man steunde zachtjes. “Hebt u op dit moment pijn?”. “Nee, dokter, alleen als ik er tegenaan kom…al is het maar heel zachtjes..dan ga ik al naar het plafond”. Zelfs zonder bril kon ik bij het licht van een kerstkaarsje de schuldige aanwijzen.
Ik pakte een gaasje en nam daarmee heel voorzichtig de plaaggeest tussen duim en wijsvinger. “Ik laat u alleen maar heel eventjes schrikken, meneer. Dat is alles.” En voordat hij mij nog iets kon vragen, lag de kwelgeest reeds op het behandelblad. Ik raadde hem aan stevig te bijten op het gaasje. De man keek mij enigszins beduusd aan. “Wasdathet!?” sliste hij door het gaasje. “Dat was het” en ik liet mevrouw binnen. “Dat was zeker een fluitje van een cent!?” ,zei ze verbaasd. Ze had de wachtkamer nauwelijks gezien. “Wilt u de verzekeringsgegevens hebben?”. God, bewaar me, dacht ik, zijn we weer een kwartier verder. “Als het u niet ongelegen komt”, zei ik formeel, ” had ik graag dat u contant met mij afrekende. Dat is bij avonddiensten te doen gebruikelijk”. Meneer knikte instemmend met zijn hoofd. Er was een pak van zijn hart. Hij schaamde zich nu een beetje voor zijn vrouw, die het liefst zonder te betalen het pand weer leek te willen verlaten. ” Wat ben ik u dan schuldig, meneer?” Ik meende in die vraag enige argwaan te bespeuren. De dankbare blik van de man zou voor mij al voldoende geweest zijn. Maar voordat ik er erg in had zei ik: ‘Mevrouw, geeft u mij maar de helft van wat u mij had willen geven toen uw man nog pijn had”.
Mijn genereuze aanbod werd allerminst gewaardeerd. Bijna geërgerd rommelde ze in haar tas en hield toen 20 euro voor mijn neus. “Is dit genoeg?”, zei ze zonder veel zelfvertrouwen. “Als dat de helft is, is het genoeg”, zei ik minzaam. Met korte pasjes beende ze de praktijk uit met haar man verontschuldigend in haar kielzog.
Heremetijd
Geef een reactie