Zonder aas aan het haakje wierp hij zijn hengel uit. “Waarom zonder worm?”. “Bezuiniging”. Hij keek me misprijzend aan alsof ik hem had gevraagd naar waar het water was.
Hij zat op een super lichtgewicht opvouwbaar stoeltje met aan weerskanten een audiotoren aan visgerei. Drie werphengels met blinkende molens in houders met bellen. “Dat had ik allemaal al toen de crisis uitbrak”, zei hij nog steeds verstoord. Hij dacht misschien dat ik een schatting maakte van hoeveel hij daaraan wel had uitgegeven. Uitdagend keek hij mij aan, gereed om mijn volgende vraag te attakeren. “U houdt blijkbaar van vissen maar niet van vissen?”. Hij wist niet wat te zeggen en keek me beduusd aan. “Als ik zo vrij mag zijn”, vroeg ik zijn verwarring negerend, “wat doet u voor de dagelijkse kost?”. Hij ontspande zich, ging wat verzitten en aarzelde. “Kan ik vertrouwelijk met u zijn?”. Ik fronste mijn wenkbrauwen. Voor hem was dat kennelijk voldoende. Zonder op mijn “ja” te wachten vertrouwde hij mij toe, dat hij belastinginspecteur was. “Met wroeging!” zei hij bij wijze van geruststelling. “Als u wat hebt”, vervolgde hij, “weten we u te vinden. Zo moeten we tegenwoordig aan onze boterham komen. Ik voel me daar beroerd onder. Het gaat helemaal niet meer over rechtvaardigheid. Ik heb zo al heel wat gezinnen in de problemen gebracht. Met die crisis moet ik er van mijn werkgever nog harder tegenaan. Gelukkig ga ik over twee jaar met pensioen. Dan ben ik er van af. Zo wil ik niet meer leven, begrijpt casino online u?“. Het leek wel een biecht. Het luchtte hem zichtbaar op.
“Als ik u goed begrijp, wilt u dus niet meer toehappen als u bij iemand wat aas hebt gevonden?”. “Daar komt het wel op neer ja”, bekende hij. “U wilt dus net doen alsof u nog werkt, eigenlijk zoals u nu zit te vissen?”, lachte ik hem bemoedigend toe. “Ach meneer, weet u, ik voel me rijk als ik vis en niets hoef te vangen en arm als ik moet leven van hele kleine machteloze visjes, terwijl de grote steeds weer vrijuit gaan”. “Uw situatie lijkt wel een beetje op de mijne. Ik voel me rijk als ik als dokter niets hoef te doen en arm als ik wat moet doen om de schoorsteen van het ziekenhuis te laten roken”. “Maar u helpt tenminste nog mensen. Ik neem ze wat af!”. “Nou”, wierp ik tegen, “met die crisis gaan we erg op elkaar lijken hoor. We zitten immers allemaal in hetzelfde schuitje. Er wordt dus ook wel gezondheid van mensen afgenomen. Je kunt dat alleen niet zo makkelijk zien als bij geld”.
De vissende fiscus kwam uit zijn stoeltje. “Dat kan toch niet waar zijn? Ik vind u wel heel negatief!”. Uit mijn zak viste ik een klein boekje, vond de betreffende passage en las hem die voor: “In deze wereld van het moeten overvallen wij elkaar. In de ont-moeting bevrijden we elkaar”. Ik wenste hem een school vissen toe zonder haakjes, gaf hem mijn boekje en vervolgde mijn pad.
Heremetijd
Geef een reactie