Het hoofdwerk ‘Leviathan’ van de Britse denker, Thomas Hobbes (1588-1679), is onlangs integraal vertaald. Leviathan wordt daarin voorgesteld als een soevereine heerser om de burgers door middel van een sociaal contract uit een oorlog van allen tegen allen te houden. In mythologische geschriften wordt hij onder meer afgeschilderd als een kronkelend slangenmonster en als een koning van de leugen. Deze beelden lijken in tegenspraak met elkaar te zijn. Nemen wij afstand van de beelden en noemen wij het beestje bij de naam, dan wordt alles helder en begrijpelijk.
Leviathan, is niets anders dan ons eigen ego, dat uit is op overleven, op roem en verering. Dat geldt voor zowel een burger als een regering.
De behoefte aan spiritualiteit, die zich vaak uit in de beoefening van het boeddhisme, kerkgang, meditatie en het volgen van cursussen in wonderen, groeit gestaag. De oorzaak van die behoefte blijft echter buiten beeld: het ego wil verlost worden van zijn onmacht. Maar door jezelf voor de gek te houden wordt dat ego als een nog zwaardere last ervaren. Zo wordt een slager ook niet echt gelukkiger door te proberen vegetariƫr te worden. Kortom, het ego beschikt over tal van listige vluchtwegen uit de realiteit. Uiteindelijk monden die uit in een niet te betalen rekening. De gezondheidszorg wordt daar nog een mooi voorbeeld van. De zachte verzorgingsstaat ten spijt, want juist Leviathan laat zich uiterlijk graag van zijn zachtste kant zien. De huidige ongeregeldheden in de door het westen verarmde dictaturen zijn al een bewijs van die rekening.
Leviathan staat voor een welhaast absoluut geloof in de macht van het ego over de mens en over het geloof in gehoorzaamheid aan die macht. Maar even zo goed wordt gelooft in uitzonderingen. Dat noemen we gedogen of goed praten, wat gebaseerd is op gemakzucht en pragmatisme. Het is de westerse variant op de Bijbelse genade. Wij en de regering worden dus misschien wel genadeloos, net als Leviathan. Alles is toch immers goed geregeld en verzekerd?
Heremetijd
Geef een reactie